De geschiedenis
In de 13de eeuw, als de poort wordt gebouwd, is het de enige toegang van de Plaats naar het voorplein van het Haagse Binnenhof. Het Binnenhof met zijn nu zo bekende Ridderzaal wordt gebouwd als jachtslot en groeit later uit tot de belangrijkste woning van de graven van Holland, die over Noord- en Zuid-Holland en Zeeland regeren. Het Binnenhof is eerst een soort kasteel, met stevige stenen gebouwen, maar het heeft geen dikke kasteeltorens of hoge muren met kantelen. Wel ligt er een dubbele gracht om het Binnenhof. Ook wordt naast het Binnenhof een meertje uitgegraven, de huidige Hofvijver. Via drie poortgebouwen is het hofterrein te bereiken. Eén van die poorten is de Gevangenpoort. De twee andere poorten zijn later afgebroken.
Gevangenis
Begin 1400 krijgt de poort er een functie bij: gevangenen van de graaf worden hier opgesloten. Later dient de poort ook als gevangenis voor het Hof van Holland. Uiteindelijk wordt de Gevangenpoort een soort staatsgevangenis. De Gevangenpoort van destijds is niet te vergelijken met de gevangenis van nu, waar gedetineerden soms vele jaren hun straf uitzitten.
'In de Gevangenpoort zitten verdachten, en die zitten hier meestal maar korte tijd, in afwachting van hun ondervraging en berechting.'
Pijnlijke ondervragingen
In de ‘Pijnkelder’ van de Gevangenpoort worden verdachten ondervraagd. Dat gebeurt meestal weinig zachtzinnig: vaak martelt men de verdachten om ze een bekentenis af te dwingen. De verdachten worden door de beul afgeranseld of op een pijnbank uitgerekt. Cornelis de Witt, een belangrijk politicus in de zeventiende eeuw, is een van de verdachten die door middel van foltering aan de tand wordt gevoeld. Vaak legt men onder invloed van de helse pijnen een bekentenis af. Wel kunnen de rechters pas tot een veroordeling overgaan als de verdachte die bekentenis vervolgens ook zonder pijniging aflegt.
Uitbreidingen
In het begin staat er alleen het poortgebouw. Later wordt er het nodige aan- en bijgebouwd. Zo verrijst in het midden van de 15de eeuw volgt een gedeelte langs de toegangsweg naar het Binnenhof. Om een toenemend aantal gevangenen te kunnen vasthouden, wordt begin 1500 een drie verdiepingen tellend cellenblok aangebouwd. Met daarin ‘gajolen’: kale, donkere cellen die bedoeld zijn om het gewone volk in onder te brengen. Meer voorname verdachten krijgen tegen betaling onderdak in het eigenlijke poortgebouw, waar de gerieflijke Ridderkamer voor hen wordt ingericht. Hier zitten onder anderen de geleerde Dirk Volkertsz. Coornhert en Cornelis de Witt gevangen.

De rechtspraak
Werd iedereen gelijk behandeld?
In Nederland hebben we allemaal dezelfde rechten. Althans: zo staat het in de Grondwet. Maar de praktijk is toch vaak net anders. Wie geld heeft, kan makkelijker een goede advocaat inhuren en heeft zo een grotere kans op geen of minder straf. Mensen met een baan blijken voor dezelfde overtreding of misdaad minder vaak gevangenisstraf te krijgen dan werklozen. ‘Klassenjustitie’, klinkt dan het verwijt, ‘middeleeuwse toestanden!’.
Als ‘gewone man’ riskeerde je ongedierte en pijnlijke infecties
Klassenjustitie en de middeleeuwen: ze horen inderdaad bij elkaar. Klassenjustitie was ooit heel gewoon. Het principe van gelijkheid zoals dat nu in onze grondwet is vastgelegd, kende men vroeger niet. Dronkenlappen, bedelaars en oproerkraaiers verbleven in afwachting van hun straf in koude en donkere cellen. Water en brood, meer kregen ze niet. Dat gold ook voor verdachten van moord, valsemunterij en verkrachters. IJzeren boeien veroorzaakten pijnlijke wonden. Door ontlasting, ongedierte en rottend stro in de cellen was de kans op infecties groot. De onrustzaaiers koelden door die paar weken (letterlijk) vaak af. Criminelen kwamen door hun afschuwelijke tijd in het gajool soms al tot een bekentenis nog voordat hen het vuur aan de schenen was gelegd.
‘Respectabele lieden’ zaten er vaak warmpjes bij
Voor opgepakte stadsbestuurders en edelen golden heel andere regels. Zij zaten, vaak
als politieke gevangene, in een luxe cel: de Ridderkamer, de Vrouwenkamer of de
IJzerkamer. Voor Abraham De Wicquefort werd zelfs een eigen cel gebouwd.
Tegen betaling konden
deze mensen bij de cipier maaltijden bestellen. Via de cipier lieten ze grote manden turf
aanrukken voor het haardvuur en kaarsen als verlichting. Soms werden ze op hun
erewoord of tegen betaling van een borgsom uit de gevangenis ontslagen en hoefden ze
alleen tijdens hun proces te verschijnen. Dat had voor de cipier weer voordelen: zo bleven
de cellen beschikbaar voor andere arrestanten.
De een eindigt op de brandstapel, de ander komt vrij dankzij een rijke vader
Vaak werden mensen van lage komaf in eenzelfde misdrijf hardhandig aangepakt of uit de weg geruimd, terwijl belangrijke mensen vrijuit gingen. Zoals het dienstmeisje Heylkyn en haar heer Jacob van Groesbeeck in 1445. Heylkyn wordt opgepakt omdat ze de vrouw van Jacob zou hebben geprobeerd te vergiftigen. Als ze wordt gemarteld tijdens haar verhoor bekent ze dat haar heer ervan weet. Die hoort van Heylkyns bekentenis en gaat er vandoor. Zijn vader weet later door het betalen van een forste boete gratie voor hem te verkrijgen. Heylkyn eindigt haar leven echter op de brandstapel. Dit soort duidelijke gevallen van onrecht kennen we dankzij onze huidige rechtstaat niet meer. Maar de telkens terugkerende berichten over vermeende klassenjustitie maken duidelijk dat de rechtstaat nog altijd niet voor iedereen lijkt te gelden.

Neem nu eens het volgende verhaal: Waarom moest Catharina le Chasseur zichzelf dooddrinken > hier

Hoe gruwelijk waren straffen in de middeleeuwen eigenlijk?
Hoe mensen eeuwenlang als straf werden vernederd, gepijnigd en gedood
Wat doe je met dieven? Je hakt ze een hand af. Drugsveroordeelden worden opgehangen. Na overspel worden vrouwen gestenigd tot de dood erop volgt. In Nederland onvoorstelbaar, in het buitenland harde werkelijkheid. De strafwerktuigen in de Gevangenpoort laten zien hoe de straffen vroeger ook hier vernederend en gruwelijk waren.
Een vonnis leidde tot afschuwelijke taferelen
Vierhonderd jaar lang deed de Gevangenpoort dienst als gevangenis van het
Hof van Holland. Niet als strafgevangenis, maar als een huis van bewaring.
Verdachten wachtten er op hun vonnis. Een vonnis dat kon leiden tot een boete,
tot verbanning of tot afschrikwekkende taferelen. Ruwweg waren er drie
soorten straffen: schandstraffen, lijfstraffen en de doodstraf.
Schandstraffen: voor iedereen voor paal staan
Schandstraffen waren gericht op het stellen van
een afschrikwekkend voorbeeld en een voorbeeld
dat alleen de overheid dit soort straffen mocht
opleggen. Tegenwoordig krijgt een bekende
verdachte alle media-aandacht, tot na zijn
veroordeling. Als hij eenmaal in de gevangenis zit,
dan wordt het doodstil in de berichtgeving.
Eeuwenlang was dat precies andersom.
'Vonnissen werden in het openbaar uitgesproken
en uitvoering ervan werd tijdig aangekondigd,
zodat iedereen de kans had om te komen kijken.'
Vervolgens werden veroordeelden onder een zo
groot mogelijke publieke belangstelling gestraft.
Vernedering vormde namelijk een belangrijk onderdeel van het straffen,
zeker voor de schandstraffen. Als je was veroordeeld werd je in een
schandblok gezet, aan een schandpaal gebonden of moest je met een
schandsteen aan je been over de markt lopen. Het publiek mocht je
uitschelden, met rot fruit en zelfs met uitwerpselen bekogelen. Met een
schandbord werd uitgelegd welk misdrijf je had begaan.
Lijfstraffen: van tijdelijk pijn tot voor altijd verminkt
Een stap verder gingen de lijfstraffen. Die gaven tijdelijke pijn en ongemak, zoals stok- en zweepslagen. Er waren ook straffen waarbij je permanent verminkt werd, zoals brandmerken, het afhakken van ledematen of het verminken van je tong, neus, oren of ogen. Met een gesplitste neus of een brandmerk van de stad op je voorhoofd ben je niet alleen een pijnlijke ervaring rijker, ook kan iedereen de rest van je leven zien dat je een misdaad hebt begaan.





De doodstraf: gruwelijk ter dood worden gebracht
Nog veel erger was de doodstraf. De manier waarop die werd uitgevoerd hing af van de misdaad en de status van de misdadiger. De mildste manier was onthoofding, voor rijke, belangrijke mensen en edelen. Hierbij werd je hoofd afgehakt met een scherp zwaard. Hoe beter de beul, hoe sneller dat ging. Ophangen aan de galg, de straf voor het gewone volk, was een stuk pijnlijker. Ook een zeer pijnlijke doodstraf was radbraken. Dan werd je met je handen en voeten op de breekbank vastgebonden en sloeg de beul je armen en benen kapot. Daarna kon je hoofd nog worden afgehakt en op een pin, een radbraakkruis, worden tentoongesteld.
Neem nu eens de roofmoord op de Amsterdamse juwelier Jan van Wely > kijk hier


Verdenkingen van ketterij en andere misdrijven tegen het geloof werden het zwaarst bestraft: op de brandstapel. Dit betekende niet alleen een gruwelijke dood, minstens zo erg was dat je door de totale vernietiging van je lichaam geen toegang meer had tot het hiernamaals.
Zoals Jan de Bakker in 1525, het eerste slachtoffer van de kettervervolgingen in Holland.
Wil je weten wat er met Jan de Bakker gebeurde, kijk dan hier
Was ontsnappen mogelijk?
'Natuurlijk', luidt het antwoord op deze vraag. Maar hoe dan?
Een zomerse zondagavond in 1722. De cipier van de Gevangenpoort loopt zijn laatste rondje langs de cellen. Het lijkt rustig, de gevangenen zijn stil. De volgende ochtend wordt hij wakker door hard gebonk op de poort: voorbijgangers wijzen hem op het gebroken raam aan de straatkant. Het enige dat hij nog ziet is een stukje afgescheurde kleding, wapperend aan een spijker…
Vluchten uit de gevangenis
Uit de gevangenis ontsnappen: het levert de mooiste verhalen op. Tegenwoordig kan je het ook zelf proberen, in zogenoemde Escape Rooms. De Gevangenpoort heeft die echter niet: de eeuwenoude gajoolen zijn daarvoor zowel te uniek als te kwetsbaar. Maar velen hebben het hier geprobeerd – en met succes! Gedurende de 400 jaar die de Gevangenpoort dienst deed, probeerden mensen voortdurend te vluchten.
Gevangenispersoneel als zwakke schakel
Voor ontsnappen is het hebben van medeplichtigen erg handig. Soms kwam die hulp van buitenaf, maar opvallend vaak vormde het personeel van de Gevangenpoort de zwakke schakel. Zoals het dienstmeisje Jannetje van Egeren. Zij werkt in 1679 in de Gevangenpoort en laat zich omkopen door Abraham de Wicquefort. Hoe dit verhaal afloopt doet denken aan het huidige strafrecht: vluchten zelf is (gek genoeg, volgens velen) niet strafbaar, daarbij helpen wel. De Wicquefort wordt nooit meer gepakt. Jannetje wordt uiteindelijk door haar eigen man aan justitie overgeleverd. Hij strijkt de beloning op, zij krijgt een openbare geseling en zes jaar tuchthuis.
Met zaag en zuur de tralies ontzetten
Terug naar 1722. Eén van de meest spectaculaire ontsnappingen met hulp van externe handlangers is die van de markiezin van Chateaumourand. Deze dame heet eigenlijk Cato Marron en is lid van een oplichtersbende. Maar omdat ze volhoudt van adel te zijn, wordt ze ondergebracht in de chique Raadkamer. Hoewel niet als cel bedoeld is ook de Raadkamer goed beveiligd. De ramen zijn voorzien van tralies en houten luiken, die ook nog eens met ijzeren banden kunnen worden dichtgezet.
De ‘markiezin’ krijgt regelmatig bezoek. Eén van haar bezoekers kan het niet laten om de cipier belachelijk te maken. Hij noemt zichzelf Sint Hyacinthe: een katholieke heilige die volgens de legende in de dertiende eeuw een Mariabeeld hielp ontsnappen bij de aanval op een kerk in Kiev. Deze hint ontgaat de cipier in het protestantse Holland echter. In die vroege ochtend in 1722 ontdekt hij dat de tralies en de luiken van de Raadszaal met een zaag en een sterk zuur zijn vernield. Van de markiezin geen spoor meer.
Een arsenaal aan gereedschappen onder vrouwenrokken
Vluchten ging niet altijd volgens plan. Geregeld werden uitbraakpogingen ontdekt. Zoals bij Maurits Gardiner, een Engelsman die in 1627 in de IJzerkamer opgesloten zit. Een van zijn bezoekers, Sara Loquini, besluit hem te helpen ontsnappen. Binnen drie weken smokkelt ze een heel arsenaal gereedschappen naar binnen: drie boren, twee breekijzers, een beitel en touw. Bij een volgend bezoek breekt de scherpe blik van de cipiersvrouw haar op: zij en een vriendin moeten zich in de keuken laten onderzoeken. De vriendin heeft een groot breekijzer onder haar rokken, Sara zelf een nijptang. Zo wordt Garniners hele voorraad vluchtgereedschappen ontdekt. Game over…
Tot slot
Schuin tegenover de Gevangenpoort lag het 'Groene Zoodje', de plek waar de
terechtstellingen in Den Haag in het openbaar plaatsvonden.
Uiteindelijk vooral beroemd geworden dankzij de moord op Johan en Cornelis de Witt in 1672. In het begin van ons verhaal over de Gevangenpoort werden zij al eens genoemd.
Deze gebeurtenis heeft een beroemd schilderij opgeleverd, dat zie je hieronder. Het hangt in het Rijksmuseum in Amsterdam en is waarschijnlijk geschilderd door Jan de Baen rond 1672 - 1675.
De broers zijn door de bevolking uit de Gevangenpoort gesleurd en gelyncht , waarna ze op de wipgalg zijn opgehangen.

Terug naar de pagina van H6 > hier