top of page

H1 Industriële Revolutie

Het wachtwoord van de meeste links op deze site is mijn lokaalnummer.

     boek                 ppt 1                  ppt 2          studiewijzer       Leerdoelen 

Opdracht 1

Gebruik voor de onderstaande opdrachten de leestekst hiernaast > hier 

Deze tekst vervangt de tekst uit het boekje (p 3 t/m 12)

HOOFDSTUK 1

A

Rond 1750 was er in Lancashire sprake van een sterk agrarische samenleving.

a. Wat is een agrarische samenleving?

b. Noem drie kenmerken van de landbouw en veelteelt in Lancashire rond 1750.

B

a. Leg uit wat enclosures zijn.

b. Welke gevolgen had de toename van het aantal enclosures voor de positie van de kleine boeren en de landarbeiders?

C

Geef een verklaring voor het feit dat zowel Manchester als Liverpool al in het midden van de achttiende eeuw relatief grote steden waren.

D

In de loop van de achttiende eeuw en in het begin van de negentiende eeuw nam het gebruik van katoen sterk toe. Geef hiervoor twee oorzaken.

E

Gebruik hierbij bron 11 uit de tekst.

a. Welke conclusie kun je trekken uit de bron over de betekenis van de textielnijverheid als middel van bestaan?

b. Zegt bron 11 iets over het totaal aantal mensen dat in de textielindustrie werkzaam was? Verklaar je antwoord.

F

Gebruik hierbij de onderstaande bron.

a. Wat valt je op als je het aantal werkenden in de katoenindustrie vergelijkt met het percentage dat zij van de totale bevolking uitmaakten?

b. Geef een verklaring voor jouw conclusie bij vraag a.

Bron

Werkgelegenheid in de katoenindustrie van Lancashire, 1801-1861

Jaar         Aantal werkenden         Aandeel in de totale bevolking

                                                                       van Lancashire in %

1801           242.000                                                  36

1811           306.000                                                  37

1821           369.000                                                  35

1831           427.000                                                  32

1841           374.000                                                  22

1851           379.000                                                  19

1861           446.000                                                  18

HOOFDSTUK 2

A

a. Tussen 1760 en 1830 vonden bij het spinnen en weven belangrijke technologische innovaties (verbeteringen) plaats. Zet de volgende technologische innovaties in een chronologische volgorde.

*automatische weefmachine     *muilezel     *waterframe     *Spinning Jenny     *automatische muilezel

b. Wat was het belangrijkste effect van deze innovaties op de productie van katoenen stoffen?

B

a. Er was in Lancashire in de eerste helft van de negentiende eeuw geen sprake van grootscheepse urbanisatie.

Wat betekent het begrip urbanisatie?

b. Waarom urbaniseerde de bevolking van Lancashire?

c. Waarom vond in Lancashire geen grootscheepse urbanisatie plaats?

C

Sommige textielondernemers zorgden goed voor hun arbeiders. Zij regelden goede huisvesting en relatief goede werkomstandigheden.

Noem twee redenen waarom deze ondernemers goed voor hun arbeiders zorgden.

Hieronder enkele filmpjes van uitvindingen

de schietspoel > hier

spinning jenny > hier

waterframe > hier

HOOFDSTUK 3

A

a. Toon aan de hand van twee gegevens aan dat het merendeel van de textielwerkers in de katoennijverheid niet rijk werd.

b. Op welke wijze profiteerde de koopman-fabrikanten van het feit dat mee landarbeiders naar de stad trokken om zich helemaal op het weven toe te leggen?

c. Gebruik bron 2 uit de tekst. Wat was volgens Thomas Smith voor ondernemers dé manier om een redelijke winst te behalen in de katoennijverheid?

B

Gebruik bron 3 uit de tekst.

a. Waarom was de nabijheid van water zo belangrijk voor de eerste spinmachines zals de 'Jenny'?

b. Waarom bleef de nabijheid van water nog steeds een groot voordeel toen de stoommachine de 'Jenny' en het waterframe verving?

C

a. Gebruik bron 7 uit de tekst. Waarom resulteerde de snelle groei van de stad voornamelijk in het ontstaan van sloppenwijken?

b. Gebruik bron 10 uit de tekst. Hoe oordeelde Friedrich Engels in deze bron over deze wijken?

D

a. Toon de juistheid aan van de volgende stelling: De aanleg van de eerste spoorwegen rond 1830 was vooral van belang voor de ondernemers en niet zo zeer voor de textielarbeiders.

b. Waarom bleven de kanalen lange tijd een sterke concurrent van de trein?

HOOFDSTUK 5

A

a. In de katoenfabrieken kregen de arbeiders te maken met arbeidsdeling. Wat hield dit in voor het dagelijkse werk van de arbeiders?

b. Hoe beïnvloedde de arbeidsdeling de verhoudingen tussen de arbeiders onderling?

c. Hoe werkte deze arbeidsdeling door op de verhouding tussen mannen aan de ene kant en vrouwen en kinderen aan de andere kant?

d. Waarom was voor vrouwen het arbeidersbestaan zwaarder dan voor mannen?

B

a. Gebruik bron 5, 6 en 7 uit de tekst. Op welke manier probeerden de arbeiders zich te verzetten tegen de gezamenlijke afspraken van ondernemers over de lonen en de arbeidsomstandigheden?

b. Waarom hadden de arbeiders over het algemeen geen succes met hun verzet?

c. Gebruik de onderstaande tekst.

Op 26 april 1816 moest Robert Owen voor een afvaardiging van het House of Commons (2e kamer) verantwoording afleggen voor zijn beleid ten aanzien van kinderarbeid.

Vraag: 'Op welke leeftijd neemt u kinderen in dienst?

Owen: 'Vanaf tien en ouder.'

Vraag: 'Waarom neemt u geen jongere kinderen in dienst?'

Owen: 'Omdat ik dat schadelijk voor de kinderen vind en weinig heilzaam voor de eigenaars.'

Vraag: 'Wat moeten kinderen onder de tien dan doen als ze niet werken?'

Owen: 'Naar school gaan en lichamelijke opvoeding krijgen.'

Vraag: 'Ontstaat er dan geen gevaar dat ze in die tijd slecht gedrag en slechte gewoonten ontwikkelen door gebrek aan geregelde bezigheden?'

Owen: 'Uit eigen ervaring kan ik vertellen dat juist het tegendeel het geval is, dat hoe meer onderwijs hoe beter hun gedrag werd.'

Waaruit blijkt dat de opvatting van Robert Owen over kinderarbeid in 1816 vooruitstrevend was?

d. Hoewel Robert Owen wat betreft zijn ideeën over kinderarbeid zijn tijd ver vooruit was, past hij wat dit betreft toch niet in onze tijd. Waarom niet?

e. Lees tot slot het artikel over kinderarbeid in de textielindustrie > hier

Textielindustrie in India - achtereenvolgens:

1. Met de hand selecteren van geschikte wol.
2. Bedienen van een spinmachine.

3. Een met de hand geweven stof.

4. Gemiddeld aantal gewerkte uren in een week.

india textielindustrie - 1.png
india textielindustrie - 2.jpg
india textielindustrie - 3.jpg

Opdracht 2

a. Bekijk de drie filmfragmenten uit de film Daens en lees uit je boekje de tekst over de Sociale kwestie.  Maak dan een samenvatting van pag.15 t/m 22 uit je boekje.

Opdracht 3

Lees de tekst over de eenwording van Duitsland (pagina 31 t/m 36)

Vertel in het kort hoe deze eenwording tot stand kwam en vertel dan iets over de volgende onderwerpen:

 

- Het Heilig Roomse Rijk

- De Duitse Bond

- 1848 Revolutiejaar

- Bismarck

- De Frans-Duitse oorlog 

Opdracht 4

Lees pag. 43 t/m 54 en maak een samenvatting van het Modern Imperialisme.

Nog twee filmpjes:

- ambachtsman maakt een spinnewiel > hier

samenvatting industriële revolutie > hier

bottom of page