BOVENBOUW
Tijd van Monniken en ridders
ā
ā
ā
ā
ā
ā
ā
Mijn uitleg is een beschrijving van de ontwikkelingen in een tijdvak, dus een chronologisch verhaal. Het doel hiervan is dat jij de kenmerkende aspecten in een groter verband ziet.
Voor een bespreking van de kenmerkende aspecten, verwijs ik je naar de filmpjes van Joost van Oort die hieronder staan.
ā
Kenmerkende aspecten:
ā
* de verspreiding van het christendom in Europa
Het Romeinse was christelijk geworden, maar na de val van Rome verdween het christendom voor een deel weer uit Europa. Vooral in Italiƫ en Spanje bleef het christendom bestaan. Maar het christendom zou aan een comeback beginnen. Toen de belangrijke Frankische koning Clovis liet dopen (496), volgden duizenden soldaten en edelen zijn voorbeeld. Het christendom verspreidde zich door zijn hele rijk. De latere Frankische koning (en keizer) Karel de Grote dwong de inwoners van veroverde gebieden christen te worden. Een succesvolle methode bij deze 'kerstening' (= tot het christendom bekeren) van Europa was de stichting van kloosters op het vasteland van Europa door monniken uit Engeland en Ierland. Het aantal kloosters (en dus monniken en gelovigen) groeide snel. Monniken probeerden eerst de machthebbers te bekeren, dan volgde de rest vanzelf wel (al dan niet door de vorst gedwongen). Kerken en kloosters werden zo de centra van macht en ontwikkeling.
* het ontstaan en verspreiding van de islam
In de 7e eeuw ontstond in het Midden-Oosten een derde monotheĆÆstische godsdienst, de islam. Voor de verspreiding van hun godsdienst veroverden Arabische moslims een groot gebied tot aan Noord-Spanje en India. Er ontstond een Arabisch rijk met een bloeiende cultuur waarin de islam, het Arabische schrift en de Arabische taal dominant waren. In 750 viel het rijk uiteen, maar de islamitische wereld bleef een economische en culturele eenheid.
ā
ā
* vervanging van de landbouw-stedelijke samenleving door een autarkische landbouwsamenleving in West-Europa door middel van het hofstelsel en horigheid
Door de ondergang van het West-Romeinse rijk verdween de landbouw-stedelijke samenleving. Wegen en bruggen werden niet meer onderhouden en de Romeinse legioenen trokken weg. De onveiligheid leidde tot de ineenstorting van de handel en de nijverheid. De geldeconomie verdween en steeds meer mensen
trokken naar het platteland waardoor de landbouw-stedelijke samenleving weer in een landbouwsamenleving veranderde. Veel boeren werden horige op het domein (= landgoed) van een heer. In ruil voor bescherming leverden zij hun vrijheid in - ze mochten het domein niet zonder toestemming verlaten - en waren verplicht om pacht (een deel van de opbrengst) af te staan en herendiensten te verrichten. Deze nieuwe manier van leven op het platteland wordt het hofstelsel genoemd. Het doel was zelfvoorzienend (autarkisch) te worden.
ā
* het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Na de periode van de volksverhuizingen ontstonden uiteindelijk een aantal koninkrijken, zoals het Frankische rijk. De koning had grote moeite om zijn gebieden te controleren. Er was geen sprake van een goed georganiseerd bestuur of een permanent leger zoals de Romeinse legioenen. Dat was moeilijk te betalen, omdat de belastingen in natura (landbouwproducten of herendiensten) werden betaald. Het was moeilijk geschreven wetten op te stellen, omdat er (buiten de kerk) nauwelijks kennis was van het schrift. De oplossing voor dit probleem was het instellen van het feodalisme. Trouwe volgelingen van de koning kregen een deel van zijn grond in leen. In ruil hiervoor moesten zij de koning met 'raad en daad' bijstaan. De vorst kreeg nu de titel leenheer, zijn volgelingen de titel leenman. Zo werd de koning geholpen met het bestuur van zijn rijk, de rechtspraak en kon hij op militaire steun rekenen bij oorlogen.
Sommige leenmannen (hoge adel) leenden weer stukken land door aan zogenaamde achterleenmannen (uit de lage adel). Onder sterke vorsten, zoals Karel de Grote, werkte dit systeem redelijk, maar leenmannen trokken zich in de loop der tijd steeds minder aan van zwakke vorsten. Zij gingen hun leen als bezit zien.
ā
ā
ā
ā
presentaties van Joost van Oort, een geschiedenisdocent (dan hoor je het ook eens van een ander!)

Overige tijdvakken
1. Jagers en boeren
2. Grieken en Romeinen
4. Steden en staten
5. Ontdekkers en hervormers
6. Regenten en vorsten
7. Pruiken en revoluties
8. Burgers en stoommachines
9. Wereldoorlogen
10. Televisie en computers
Hieronder nog enkele filmpjes
ā
ā
ā
De ridders
De christelijke kerk
ā
ā
Karel de Grote
Bonifatius
ā
ā
ā
ā
ā
ā
ā
ā
De Noormannen
ā
ā
ā
ā
ā
ā
ā
De Noormannen (Engels)