BOVENBOUW
Tijd van Grieken en Romeinen
ā
ā
ā
ā
ā
ā
ā
ā
Mijn uitleg is een beschrijving van de ontwikkelingen in een tijdvak, dus een chronologisch verhaal. Het doel hiervan is dat jij de kenmerkende aspecten in een groter verband ziet.
Voor een bespreking van de kenmerkende aspecten, verwijs ik je naar de filmpjes van Joost van Oort die hieronder staan.
ā
ā
Kenmerkende aspecten:
ā
* ontwikkeling van wetenschappelijk denken en denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Dit is het enige KA dat alleen over de Grieken gaat. Het bestaat eigenlijk uit twee onderwerpen: politiek/burgerschap en wetenschap.
ā
De eerste steden in Europa ontstonden in Griekenland. Het waren stadstaten (polis / poleis): dus steden + omringend platteland waren een staat met een een eigen bestuur en leger. De bergen, de zee en de vele eilanden verhinderden dat het oude Griekenland een 'staat' (een land) werd, zoals bijvoorbeeld het oude Egypte. De inwoners van deze poleis hadden wel veel gemeenschappelijk kenmerken. Zo vereerden ze dezelfde goden, hadden vaak een gemeenschappelijke vijand en spraken ze min of meer dezelfde taal.
ā
In de loop der tijd ontstonden er verschillende bestuursvormen:
- een monarchie (met een koning aan het hoofd)
- een aristocratie (bestuur door een kleine groep edelen)
- een oligarchie (bestuur door een groep rijke families)
- een tirannie ( bestuur met een alleenheerser)
- een [directe] democratie (iedere burger mocht meebeslissen over het bestuur)
Maar wie waren dan de burgers van Athene? Dat waren mannen met burgerrecht, wat betekende dat vrouwen, slaven, vreemdelingen en kinderen buitengesloten werden. De Atheense volksvergadering kwam ongeveer 1 keer per maand bijeen. Mannen die naar de vergadering kwamen, konden op dat moment niet werken en verdienden dus geen geld. Om het besturen gemakkelijker te maken, was er een dagelijks bestuur. Die kwam met voorstellen op de volksvergadering en voerde de besluiten uit. Iedere burger kon in dat bestuur worden gekozen.
Om machtsmisbruik te voorkomen bestond het ostracisme (schervengericht). De volksvergadering kon een bestuurder verbannen als een meerderheid vond dat deze persoon een bedreiging vormde voor de democratie.
ā
Ook op het gebied van de wetenschap ontstond iets nieuws. Een manier van denken waarin niet alles werd verklaard met 'het is de wil van de goden'. Mensen gingen de natuur bestuderen om de wereld te begrijpen. Het ging om zelf onderzoek doen en de resultaten daarvan moest kritisch worden bekeken. Hierdoor ontstond de filosofie (Socrates, Aristoteles, Plato), geneeskunde (Hippocrates), wis- en natuurkunde (Pythagoras). Ook de eerste geschiedschrijver (Herodotus) was een Griek.
ā
ā
* klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
In de 5e en 4e eeuw v.C. ontwikkelden de Grieken hun bouwkunst, beeldhouwkunst, theaterkunst tot op hoog niveau. Na de verovering van Griekenland namen de Romeinen de Griekse vormentaal (kunsten) over en voegden er eigen elementen aan toe. De Romeinse vormentaal werd vooral bepaald door de bouw van aquaducten, theaters, boogconstructies, tempels en badhuizen. In tegenstelling tot de Griekse beeldhouwkunst, werden personen in de Romeinse tijd realistischer afgebeeld.
De Grieks-Romeinse mengcultuur wordt klassiek genoemd, omdat ze in de westers geschiedenis vaak als voorbeelden worden gebruikt.
* groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
Rome werd volgens de legende in 753 v.C. gesticht en groeide uit tot een stad. In de eeuwen daarna veroverde Rome het omringende gebied (Italiƫ). Rond 27 v.C. was het rijk enorm gegroeid. De gebieden rond de Middellandse Zee, West-Europa, een deel van Midden-Europa en een groot deel van Engeland waren veroverd.
De Griekse cultuur was in de eeuwen voor de groei van het Romeinse Rijk verspreid tot ver buiten de poleis, omdat ze te maken hadden met een forse bevolkingsgroei en daardoor toenemende voedseltekorten. Rond de Middellandse Zee stichtten zij koloniƫn. Door de veroveringen van Alexander de Grote werd de Griekse invloed nog verder verspreid.
Toen de Romeinen ook de 'vergriekste' gebieden veroverde, namen zij niet alleen Griekse kunst en buit mee naar huis. Griekse artsen, geleerden en anderen werden als slaaf naar Rome gebracht. Daardoor groeide het aanzien van de Griekse cultuur, kunst en wetenschap.
In de veroverde gebieden verspreidden Romeinen de Grieks-Romeinse cultuur. Hier nam men bijvoorbeeld de taal, godsdienst, kleding en vrijetijdsbesteding van de Romeinen over. Er was sprake van romanisering.
Andersom was er ook invloed van lokale culturen op de Romeinse cultuur. Namen de Romeinen bijvoorbeeld delen van de Germaanse culturen over, dan spreken we van Germaniseren.
ā
* confrontatie tussen Grieks-Romeinse cultuur en Germaanse cultuur in NW-Europa
Door hun veroveringen kwamen de Romeinen in aanraking met de Germaanse cultuur. De Germanen kenden geen schrift, wetenschappelijk denken of wat we een hoogontwikkelde cultuur noemen. Met verschillende Germaanse volken sloten de Romeinen een bondgenootschap (wat leidde tot Romanisering), maar soms was er sprake van een heftige strijd. Het lukte de Romeinen dus niet altijd om de Germanen te verslaan. Daarom werd de de Rijn de grens van het Romeinse Rijk. Deze grens wordt ook wel de limes genoemd. Voor de bewaking van de Rijngrens gebruikten Romeinen soldaten van bevriende Germaanse stammen. Vanaf de 3e eeuw viel het westelijk deel van het Romeinse rijk uiteen. Steeds meer Germanen drongen het rijk binnen en stichtten daar eigen staten.
In 476 werd de laatste West-Romeinse keizer door Germanen afgezet. Het Oost-Romeinse (Byzantijnse) rijk bleef bestaan en ging pas in 1453 ten onder.
ā
* ontwikkeling van het jodendom en christendom als eerste monotheĆÆstische godsdiensten
Het jodendom, de oudste monotheïstische godsdienst, kwam in Israël/Palestina tot ontwikkeling. Nadat de Romeinen het gebied hadden veroverd ontstond uit het jodendom in de eerste eeuw het christendom, dat over het Romeinse rijk werd verspreid. De Romeinen waren verdraagzaam ten opzichte van andere godsdiensten, zolang ze de keizer maar vereerden en offerden aan de vele Romeinse goden. Maar de christenen weigerden de Romeinse keizer als god te vereren en daarom werden ze van tijd tot tijd vervolgd.
Uiteindelijk werd het de grootste en belangrijkste godsdienst van het rijk. Keizer Constantijn, zelf christen was, gaf hun godsdienstvrijheid. De latere keizer Theodosius maakte er zelfs een staatsgodsdienst van.
ā
ā
ā
presentaties van Joost van Oort, een geschiedenisdocent (dan hoor je het ook eens van een ander!)

oefenvragen periode prehistorie en oudheid
(Jagers en boeren + Grieken en Romeinen):
ā
vragen > kijk hier
bronnen > kijk hier
Overige tijdvakken
ā
1. Jagers en boeren
3. Monniken en ridders
ā
4. Steden en staten
ā
5. Ontdekkers en hervormers
ā
6. Regenten en vorsten
ā
7. Pruiken en revoluties
ā
8. Burgers en stoommachines
ā
9. Wereldoorlogen
ā
10. Televisie en computers